Johan, 20 ans déjà
Johan Anthierens stierf twintig jaar geleden aan de gevolgen van het syndroom van Hodgkin, lymfeklierkanker. Hij was 62 jaar. Eerder doorstond hij met succes een hele intense therapie waarbij het leek alsof hij de kanker overwonnen had. Maar na een terugval, goed een maand terug, bleek de strijd beslist: de beeldenstormer werd naar de eeuwigheid teruggefloten.Met de dood van Johan Anthierens, kort na het overlijden van de oudste broer Jef, zijn de Daltons van de Vlaamse pers gedecimeerd. Karel Anthierens is de enige overlevende van het ooit legendarische schrijvende driespan. Johan was de jongste van alle Anthierensen, een laatkomertje in een kroostrijk gezin, in de wieg gelegd als oproerkraaier. De broers ontdekten het Franse chanson en de strips van Robbedoes en Kuifje die ze s avonds onder de lakens plachten te lezen.Jef en Karel vonden snel hun weg in de journalistiek, maar Johan – die uiteindelijk in heel zijn leven voor 15 verschillende kranten en tijdschriften zou werken – moest wat aangepord worden. Hij volgde een kunstopleiding aan Sint-Lucas, dweepte met Picasso, en leek aanvankelijk een jonge Vlaamsgezinde jongen met een ringbaard te zullen worden. Anthierens heeft zijn hele leven met zijn talent gewoekerd. Zijn journalistieke carrière begon bij Humoradio waar hij, onder de vleugels van Jef, meteen tot chef vormgeving gebombardeerd werd. Ik trok een paar lijnen op papier en iemand anders probeerde dat dan te ontcijferen. Maar al gauw zaten de redacteurs achter mij aan, hun schrijfmachines in de aanslag.Anthierens werkte bij een rist van bladen, onder andere bij de Post en Mimo, begon op de radio met de Charme van het chanson en brak op latere leeftijd pas echt door toen hij zijn onvergelijkbare column bij Knack begon. In 1971 begon uitgever Willy Denolf met Knack, Frans Verleyen werd er twee jaar later hoofdredacteur en Anthierens overtuigde hem van de noodzaak van een televisiecolumn. Men moet het Verleyen nageven dat hij dat vreemde talent, die jongen die op persconferenties altijd de verkeerde vragen stelde, onder zijn hoede nam.Eerst schreef Anthierens in de televisiebladzijden waar hij onder het pseudoniem Wounded Knee de draak stak met de omroepsters en de coryfeeën van de openbare omroep. Verleyen suggereerde Anthierens voluit met zijn naam te tekenen. Vanaf 1975 begon hij met een drie paginas tellende column, Ooggetuige. Ooggetuige was misschien wel de eerste voldragen column in Vlaanderen waarbij de ik-gerichte schrijver de navelstaarderij – dankzij voldoende ironie, sarcasme en taalvirtuositeit – wist te verheffen tot een vaak aandoenlijke of juist snerpende kroniek.Ter redactie, ondergetekende zat daar als archivaris in een ideale uitkijkpost, was Anthierens een joviale maar ook gedecideerde redacteur. Wijlen Johan Struye kwalificeerde Ooggetuige als zijnde van een stuitende onnozelheid. Struye dook tot zijn ontzetting almaar vaker op in de kroniek, als de dandy met de fietsspelden, wat hem laconieke commentaren opleverde bij zijn werk als Wetstraatspecialist. De rest van de redactie verkneukelde zich.Anthierens was een chroniqueur die alle cursiefjesschrijvers het nakijken gaf: spits in de observatie, barok en toch elegant in de taal, gedreven. In 1977, op het toppunt van zijn succes, hadden we het genoegen hem naar Leuven mee te tronen voor een interview in de Grote Aula. Anthierens had bij dat duizendkoppige studentenpubliek een regen van tomaten en eieren verwacht, maar de koekenpan die hij in zijn boekentas had meegebracht, bleef ongebruikt. Ten onrechte stelt men dat hij zijn pen in de vitriool dopte, neen, veeleer deed hij dat in zijn eigen bloed, zweet en tranen. Zelf zei hij: Ik bedek de rauwe wonden onder de grove mantel van het sarcasme. Anthierens had privé wat katten te geselen en zijn column bij Knack dreef aanvankelijk op de kerosine die een moeilijke echtscheiding in zijn brandstoftank liet sijpelen. De ooit lijzige Anthierens werd een vlammende chroniqueur.Anthierens toonde voor het eerst in Vlaanderen hoe een man zonder God of Gebod, Ni Dieu, Ni Maître, kon leven als een normaal en succesvol mens. Anthierens kon schrijven over de kersenpluk in zijn tuin in Asse, waar de bomen zwaar doorwogen. Hij kon ontroerende portretten maken over zijn kinderen en als geen ander de vertedering verwoorden die vrouwen bij hem losweekten. Hij was verantwoordelijk voor een paar zinnen die tot vandaag in ons geheugen gebrand staan: Door het gaas van mannenwimpers worden vrouwen dag en nacht bespied. Dat was de tedere Johan Anthierens die niet Playboy maar Elle doorbladerde en samen met Brel zei dat hij de vrouwen nooit helemaal zou begrijpen. Anthierens was de man die alle invallen in een klein boekje noteerde en vaak als laatste man op de redactie bleef zitten. Niet zelden moest de chauffeur van Roularta, die s ochtends de kopij kwam ophalen, nog even over de schouder van de meester meekijken hoe een laatste adjectief tegen het licht gehouden werd. Hij was streng voor anderen, maar hij was ook streng voor zichzelf, als journalist, vandaar de uitspraak: Objectiviteit, objectiviteit is het schaamblad van de journalist voor zijn castratie.Zijn aanwezigheid bij Knack heeft het karakter van het blad grondig mee bepaald. Verleyen en vader Willy en zoon Rik Denolf hebben Anthierens nooit een strobreed in de weg gelegd. Verleyen pleitte altijd voor de grootste diversiteit van karakters op zijn redactie. Bij Knack stroomden de vernietigende lezersbrieven binnen, maar Anthierens bleef zijn gang gaan.Zijn stijl was aanstekelijk en zette menig neofiet, waaronder ondergetekende, tot plagiaat en imitatie aan. Het signaal dat Anthierens gaf, en dat hij in zijn latere publicaties nog veel duidelijker uitzette, was dat er plaats was voor een journalistiek die de details kon uitpluizen om zo tot de essentie te komen. Anthierens was allesbehalve een bellettrist, hij werkte nachtenlang aan zijn tekst tot ieder woord stond waar het hoorde te staan en betekende wat het moest betekenen. Anthierens ontwikkelde een tussenvorm tussen journalistiek en literatuur, maar hij aarzelde om zijn kronieken te bundelen. Van Claus is er de boutade dat Anthierens op zijn eentje beter schreef dan alle scribenten bij De Bezige Bij samen. Enkele keren was wat hij schreef mooier dan de werkelijkheid die hem evenmin als anderen spaarde. Het schrijven was ook een bezweren en boetseren van de werkelijkheid waarmee hij constant in onmin leefde. Anthierens proefde midden de jaren 70 met volle teugen van de bekendheid die zijn wekelijks verschijnen in de Wies Andersen Show hem verleende. De populariteit die hij daarmee bereikte, is alleen overtroffen door de opgang van Mark Uytterhoeven bij Namen Noemen. Anthierens zat veilig weggedoken in het panel van waaruit hij de quizmaster kon tackelen. Hij was zoals hij het op televisie ooit stelde gelukkig gescheiden en hertrouwde met Elisabeth, de vrouw die tussen de regels van zijn proza kon lezen. Het werd een levenslange amourette die vorige maandag haar hoogtepunt beleefde met een Johan Anthierens die in de armen van een koesterende vrouw ontsliep. De fotos van Herman Selleslaghs uit de jaren 70 getuigen van die gedomesticeerde amourette.Aan de periode bij Knack kwam in 1982 een einde toen Anthierens met De Zwijger eindelijk een satirisch blad in Vlaanderen dacht te kunnen maken. Dat was een misrekening. Anthierens gaf dat later zelf overvloedig toe. Vlaanderen is daar nooit rijp voor geweest, en Anthierens was zelf te veel einzelgänger om een equipe te trekken.Anthierens kwam in een periode van vrije val, en berichtte alleen nog via een eigen nieuwsbrief – en wat het publiek niet weet: Johan Anthierens solliciteerde in alle deemoed bij bladen en kranten. Niemand was nog geïnteresseerd in dit uitgesproken (!) talent. Anthierens had op te veel zere tenen getrapt, had zijn legende tegen zich: een onberekenbaar talent. Wat men hem niet vergaf, was dat hij als eerste het parool in dit vak schrijven we nooit over elkaar glansrijk doorbroken had. Zoals voor Willem de Zwijger was zijn devies Ontrouw ben ik pas trouw. Schande over het beroep, dat is het enige wat je daarover kan zeggen. Maar Anthierens vocht en ontbond duivels die hij nog niet ontbonden had. Het grote prachtige landhuis in Dilbeek ruilde hij voor een LAT-relatie met een honk op de Luchtvaartbolwerksquare in Brussel. Hij begon aan een parttime kluizenaarsbestaan, werkte maandenlang aan boekenprojecten die alle doorkruist werden door dat ene boek dat er moest komen. Voor televisie had hij De regenwegen van Brel gemaakt, waarvan hij in stilte hoopte dat het nooit opnieuw zou worden uitgezonden. Met zijn Brel-boek moest hij revanche nemen op zichzelf. In het voetspoor van zijn held deed hij de eenzame reis naar de Markiezeneilanden over en botste, terug in Vlaanderen, zowaar op het echte Marieke uit het chanson van Brel. Het spoor van zijn andere mentor, Willem Elsschot, zou hij met dezelfde ijver volgen. In Het ridderspoor volgen we een Anthierens die met ingehouden adem de trappen bestijgt van het appartement in Brussel waar Elsschot een tijd verbleef. Tot verbazing van de nieuwe bewoners begon hij alle luiken te monsteren om uiteindelijk alleen nog wat stof te vinden dat de illustere vorige bewoner achtergelaten had. De zestiger kon nog speuren met een jongensachtige onverzettelijkheid. Hij zou niet rusten voor hij de mythe van Irma Laplace ontluisterd had en het koningschap tot zijn ware proportie had herleid: die van een postzegel. Wie hem wat beter kende, ontmoette een man die evengoed een bezorgde vader, een vertederde grootvader, een attente echtgenoot en een onvoorwaardelijke vriend kon zijn. Johan Anthierens was nauwgezet, gesteld op etiquette, hoffelijk en vrij van rancune. Het heeft hem wel ontzettend gestoord (zeg maar pijn gedaan) dat hij op Radio 1 door de onstandvastigheid van de top zo krap in de papieren kwam voor zijn Brel-boek. Misschien was hij zelf niet iemand die de anderen zomaar kon inpakken, maar men had hem in zijn laatste jaren soms met wat meer egards kunnen behandelen. De belangstelling rond zijn ziekte en de voorlopige overwinning die hij er op haalde, openden (rijkelijk laat) een aantal mensen de ogen. Hier was iemand aan het woord die ruiterlijk voor zijn fouten uitkwam, maar voor de rest een prachtig parcours had afgelegd. Nooit heeft een journalist zo getuigenis afgelegd van zijn bevlogenheden, het achterste van zijn tong en het binnenste van zijn ziel laten zien. De anarchist, de republikein, de beeldenstormer, de Don Quichotte schreef met een aandrift die de lezer soms wel eens een ach, moet dat allemaal-gevoel ontlokte, maar het was Johan Anthierens om terechte burgerlijke ongehoorzaamheid te doen. Aan selectieve verontwaardiging en burgermanszin had hij een broertje dood. Alles droeg een eigen imprimatur: Je persiste et je signe.